Summary: | Niet Egidius maar Annette van 't Hoff is de hoofdpersoon van deze roman, die met zijn stijl en toon de wilde en vreemde intensiteit van onze levensdagen wil bezingen. We ontmoeten haar voor het eerst in 1972 als ze, tien jaar oud, in haar ouderlijk huis in afwachting verkeert van de opening op de tv van de Olympische Spelen in München. Drieëndertig jaar later, op een vroege november-avond van het jaar 2005, zien we haar in haar huis aan een Amsterdams stadspark waar ze - haar Amerikaanse man en haar jonge zonen Aldo en Giu zijn niet thuis - beslissende uren doormaakt. Door een zowel schokkende als optillende ervaring in het jaar 1972, op de dag waarop Egidius in haar leven komt, raakt Annette van 't Hoff ervan doordrongen dat er geen groter verschil is dan dat tussen wél tot bestaan zijn gebracht en níet tot bestaan zijn gebracht. Dit fundamentele inzicht legt haar de verplichting op om haar geest - die schitterende mensengeest - zonder terughoudendheid te laten waaien. In grote beweeglijkheid en in kleurrijke saamhorigheid met de mensen die haar na staan komt ze tot volwassenheid. Ze leidt een bevoorrecht leven totdat, tegen alle voorspoed in, hoogmoed en inhaligheid haar hart binnensluipen.
|